Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij [38]vraagde hun naar [hun] welstand, en zeide: [39]Is het wel met uw vader, den oude, waarvan gij zeidet? Leeft hij nog? 38. Hebr. vraagde hun naar den vrede; dat is, naar hun welvaren; of hoe het met hen ging; alzo Ex.18:7; Richt.18:15; 1 Sam.25:5. Van het woord vrede, zie boven, hfdst.37 vs.14. 39. Hebr. heeft hij vrede? en zo vervolgens. Zie boven, hfdst.29 vs.6.